De verkeerde bak

De verkeerde bak

Op de grond ligt een vrouw te stralen. Ze is dood, of eigenlijk: nooit geboren. Ze is ook geen vrouw, maar een man. Mijn ongeboren broer, de miskraam die mijn moeder kreeg voordat ik en mijn vier jaar oudere zus het levenslicht zagen. De miskraam lacht omdat het ‘oké’ is, hij heeft het goed daar, hij hoort bij de doden, wij bij de levenden, zegt hij daarmee. Mijn ‘vader’ en ‘moeder’ zitten beiden geknield bij de miskraam. ‘Ik’ sta een heel eind verderop en word niet gezien. Mijn ouders zijn innerlijk afwezig, afgeleid door groot verdriet, ondertitelt de therapeut. Dit verbaast me. Toen ik mijn vader eens vroeg naar die miskraam, moest hij behoorlijk graven: natuurlijk was het verdrietig, maar het leven ging door. Mijn moeder kan ik het niet meer vragen, zij overleed op mijn 10e - een open wond, even groots als weggemoffeld. Deze familieopstelling concludeert: ja, er is aandacht voor mij, maar diep van binnen... níet – mijn ouders zijn volledig gefocust op hun verdriet.

‘Heb je in het dagelijks leven moeite met in de spotlight staan, vind je het onwennig als alle ogen op je zijn gericht?’ vraagt de systemisch therapeut. ‘Nou, behóórlijk!’ roep ik inwendig, dit is absoluut een thema voor mij. ‘Het is, zeg maar, niet mijn hobby nee,' reageer ik tam. Dat komt, zegt de therapeut, omdat ik al die aandacht nooit heb gehad, ik ben het niet gewend. Hm. ‘Dát herken ik niet hoor,’ pruttel ik, ‘mijn ouders waren juist superlief en beschikbaar voor me.’ Hij schudt zijn hoofd. Misschien leek het in de dagelijkse praktijk niet aan de hand, zegt de therapeut, maar dit is wél wat er op het diepste niveau gebeurde. Punt. Eh, oké...

💡
Wat is een familie-opstelling?
Soms loop je vast, en kom je er met je hoofd niet uit. Dan kan een familie-opstelling — een vorm van systemische therapie onder begeleiding van een therapeut – laten zien wat hieraan ten grondslag ligt en wat onbewust meespeelt in jouw familiesysteem. Tijdens een opstelling kies je mensen (representanten) die jouw familieleden vertegenwoordigen en zet je ze intuïtief neer in de ruimte. Zonder jouw verhaal te kennen, reageren zij op elkaar — vaak op manieren die raken aan jouw werkelijkheid.

Soms wordt zichtbaar dat je niet op je ‘eigen plek’ staat. Zoals Els van Steijn – familieopsteller en auteur van bestseller 'De fontein, vind je plek’ het mooi verwoordt: als je niet op je eigen plek staat in de fontein, draag je vaak lasten die niet van jou zijn — en dan stokt de boel. Bijvoorbeeld als je als kind emotioneel in de bak ‘naast’ je ouders bent gaan staan, in plaats van eronder. Je bent voor hén gaan zorgen, terwijl het andersom hoort te zijn. Wat dat in de praktijk betekent? Ik besloot het zelf te ondergaan.

We gaan verder. Ik zie hoe mijn vader richting mijn moeder beweegt, dit voelt kloppend: de kans bestaat dat mijn vader innerlijk nog altijd naast mijn moeder staat, hij heeft haar - en hoe het had kunnen zijn – volgens mij nooit echt losgelaten. De rest van de sessie blijft hij dan ook drentelen; rusteloos schuifelt hij door de ruimte, zoekend. Ik voel herkenning, het ontroert me. Kan het daarbij zijn dat mijn vader in de verkeerde bak staat, stelt de therapeut hardop de vraag, heeft hij mogelijk voor zijn ouders gezorgd vroeger?

De therapeut herhaalt dat niet zozeer het vroegtijdig verliezen van mijn moeder ‘het probleem’ is in mijn leven: nee, mijn ouders waren innerlijk altijd te afwezig om mij te zien. Blijkt uit deze opstelling tenminste. Núl herkenning bij mij, en ik reageer – wederom inwendig – als door een wesp gestoken: mijn ouders worden onterecht aangevallen en ik wil ze verdedigen. Tegelijkertijd... ik heb met mezelf afgesproken hiervoor open te staan, en dus puf ik mijn weerstand weg als een wee en concentreer me op mijn nieuwe instructies: ik moet contact maken met mijn ongeboren broer op de vloer. Hij begint meteen te lachen, en ik kan niet anders dan meelachen. Grotendeels uit ongemak overigens, maar soit. Jullie zouden veel plezier met elkaar gehad hebben, voice-overt de therapeut plechtig. Zijn advies? Elke keer dat ik me eenzaam voel, moet ik denken aan dit beeld, van die stralende broer waarmee ik zo connect, dat beeld kan me kracht geven. Ik neem 't mee.

Mijn moeder nadert langzaam, ze wil ‘meespelen’. Ook al in de 'verkeerde bak’ concludeert de therapeut: 'Je moeder is nooit volwassen geworden.' Ja hehe, omdat ze veel te vroeg doodging natuurlijk, kaats ik in mijn hoofd terug. (Humor is mijn favoriete afweermechanisme) Later tijdens de lunch verklaart de dame die mijn moeder representeerde dat ze zich vooral ‘speels’ voelde, als een gezellige, verrassende, warme vrouw. Een beeld dat volledig overeenkomt met de herinnering aan mijn moeder. Oftewel: dit ‘resoneert’. Als een dolle!

Terug naar de opstelling.

Nu het verdriet om de lachende miskraam een plek heeft gekregen, gebeurt er weer wat: mijn ouders, met name mijn vader, maar zeker óók mijn moeder vanuit de dood, blijven me claimen. Ze zijn behoeftig, zegt de therapeut, omdat zij in de verkeerde bak zijn beland en meer voor hun ouders hebben gezorgd, dan hun ouders voor hen. Die achterstallige behoefte halen ze...  bij mij. Dead or alive, zowel mijn vader als mijn moeder blijven aan me kleven, waar ik ook ga in het leslokaal, ze schuifelen me achterna, waardoor ik steeds een stap achteruit moet zetten.

Photo by Georg Eiermann on Unsplash

‘Heb je wel eens moeite om je grenzen te bepalen?’ gooit de therapeut me voor de voeten. Wederom een heet hangijzer in mijn bestaan. 'Ehm, nogal.' In de dagelijkse praktijk beweeg ik inderdaad veel met anderen mee (feestje hier, opdracht daar, ja, nee, joh, kan wel!) soms zonder zelf goed te weten waar ik sta of wat ik belangrijk vind: wat ís mijn plek eigenlijk, héb ik hier wel zin in? Ik pas me makkelijk aan en en voel van nature - denk ik - goed aan waaraan een ander behoefte heeft. Een fijne eigenschap, want het zorgt voor een rijk sociaal leven vol mooie, uiteenlopende figuren. Maar misschien slaat het door: zo ga ik er vanuit dat ik met iedereen door een deur kan... en als dat niet zo is, vraag ik me af: wat doe ík verkeerd? Het is een ding op zich geworden. De laatste tijd nekt het me ook weleens, te veel mensen, te veel manieren, te veel verwachtingen, meebewegen kost me soms ook veel energie, waarbij de vraagt rijst: wat is míjn manier ook alweer, wat wil ik zelf eigenlijk? Daar kan ik niet altijd goed bij, merk ik nu. True that. Punten voor de therapeut! Getuige de opstelling komt dit omdat mijn ouders aan me blijven trekken: ze claimen me dusdanig dat ik mijn eigen plek niet kan bepalen en blijf bewegen. Dat is me dan weer net te stellig naar mijn smaak, merk ik, verzet borrelt op.

Omdat het mijn ‘vader’ niet lukt om zijn plek te vinden en zelfstandig afstand te bewaren, zet de therapeut hem uiteindelijk ergens neer. Vervolgens souffleert hij me de volgende woorden tegen mijn vader te zeggen: ‘Ik kan je niet redden, het is te zwaar voor me’. Ik krijg het haast niet uit mijn strot, de potpourri van verwarring, scepsis en schaamte wordt me nu bijna te veel. Ook mijn natuurlijke neiging om al dit soort ongemak weg te grappen, kan ik amper meer beteugelen. Toch doe ik braaf wat van me gevraagd wordt en pruttel de woorden tegen mijn vader, die direct glimt van trots: eindelijk kies ik voor mezelf. Gevoelsmatig ontstaat ergens lucht. Nu moet ik mijn moeder afremmen en vertellen ‘dat ik haar niet kan redden, maar dat ze altijd mijn moeder is en blijft’. Het geeft de vrouw - mijn moeder - een goed gevoel, vertelt ze ontroerd, ze is zichtbaar opgelucht. Ik denk aan alle keren dat ik heb gezegd dat mijn vader sinds mijn moeders dood ‘mijn vader en moeder tegelijk is’. Maar, nee: mijn vader is mijn vader, en mijn moeder mijn moeder – ook na haar dood. Zo had ik die woorden nog niet eerder bekeken. Geestig wel.

Er verschijnt een nieuwe pion in het veld: een blonde mevrouw uit Heemstede schuifelt op sloffen om me heen. Uiteindelijk komt ze naast me staan. Hoe voelt dat? Prima, zeg ik. De therapeut draagt de vrouw op om mij verplicht aan te kijken, minutenlang. Ik begin te lachen - echt, een broeinest van ongemak dit gebeuren. En ineens... straal ik, oprecht, daarover is iedereen het eens. De blonde vrouw op roze sloffen is Mijn Lot, legt de therapeut uit. ‘Iedereen heeft zijn eigen lot, dat hoort alleen bij jou. Het is jouw taak om het onder ogen te zien. Wat jij niet draagt, wordt altijd doorgegeven aan de volgende generatie. Als je je eigen lot aankijkt, en daarbij loslaat wat niet van jou is, dan wordt een andere wetmatigheid geactiveerd: je voelt kracht ontstaan. Dat is een heerlijk gevoel, het geeft je waardigheid en je zelfrespect groeit.’ Dat klinkt sowieso lekker, kom maar hier met dat lot. Dus voel ik me eenzaam of onzeker, zegt de therapeut, dan kán ik me vasthouden aan twee beelden: het beeld van de lachende miskraam en het beeld van mijn stralende, geblondeerde lot.

Als ik terugloop naar mijn plek, weet ik niet wat ik moet denken. Ik vond het absoluut leerzaam, hoewel me af en toe het gevoel bekroop dat ik naar een matig theaterstuk zat te kijken, naar iets wat in ieder geval niet over mij ging. Mijn sceptische inborst worstelt met die verwarring. En dat zorgt niet voor meer overgave, ik ben op mijn hoede. Hoewel ik de rest van de dag een aantal cruciale representanten-rollen toebedeeld krijg, ben ik de enige van de 12 aanwezigen die niet jammerend in de armen van een vroeg gestorven oom of een afwezige tweelingbroer belandt. Ik merk dat ik het ervaar als een jacht op mijn emoties – ik ‘moet en zal’ breken. Ook al is dat misschien niet aan de hand, en verzin ik het zelf, daarmee is die kans per direct vervlogen – mijn tranen krijgen ze niet, denk ik opstandig.

De verdere dag geef ik wat ik kan geven, in de rol van verstoten tweelingzus, een 10-jarig kind, een dochter van een wees. Ook aai ik een wildvreemde man die in de hoek van de ruimte met een gekwelde blik ligt te wiegen, trekkend met zijn linkerbeen. En nadat ik iemands zoekgeraakte kindsdeel representeerde wil de bijbehorende vrouw me niet meer loslaten. Ook ná de opstelling is ze niet bij me weg te fikken. Uiteindelijk gaan we samen op de foto zodat zichzelf aan dat goede gevoel, van haar hervonden deel, kan blijven herinneren. Ik neem het allemaal bloedserieus, maar ik doe het wel voor de ánder. Ach, en dat voelt ook goed, merk ik, dat ik anderen kan helpen. Zelf laat ik mijn Heemstedelijk lot op sloffen en mijn ongeboren broer zonder selfie vertrekken.

🚨
Voor de duidelijkheid: dit verhaal is geen oordeel over familie-opstellingen, en al helemaal geen afwijzing ervan. Sterker: ik zou iedereen zo'n ervaring aanraden. Het is bloedinteressant en 't maakt veel inzichtelijk. Dit is puur een eerlijk verslag van mijn ervaring — met alle verwarring, scepsis en herkenning die dat opleverde. Wat raakte, wat triggerde, en wat kan ik (nog) niet plaatsen?

Die twijfel zit ook in het delen ervan. Is het helder genoeg, te persoonlijk of juist ondermijnend? Een gelaagde methode als familie-opstellingen is moeilijk - om met alle nuances - in een paar honderd woorden te vangen. Toch besloot ik het te doen — omdat die twijfel misschien wel precies laat zien waarover het gaat. Misschien lees jij er iets anders in, of leg je het anders uit. Laat het me dan vooral weten: wat roept het bij jou op?
Afterthoughts
Nadat ik deze ervaring een poos liet indalen, deelde ik het onlangs met mijn vader... die het zonder omhaal betitelde als: ‘zweverige flauwekul’. My bad, ik had wellicht meer context moeten bieden. Of misschien is het sowieso wel iets te veel gevraagd van een tachtigjarige die totaal niet thuis is in deze materie. Een generatie voor wie een bezoek aan een psycholoog - laat staan een systemisch opsteller - ongeveer hetzelfde klinkt als opname in een psychiatrische instelling of een bezoek aan TitaTovenaar.

In mijn berg wollige woorden destilleerde mijn vader slechts één ding: een compleet onbekende trok de conclusie dat hij het niet goed had gedaan, als vader. Zijn grootste angst. Hij voelt zich aangevallen. Ik snap dat. En herken 't. Na mijn moeders overlijden ben ik ongetwijfeld ‘een bak opgestegen’ en
- samen met mijn zus - deels naast mijn vader gaan staan, in zekere zin zorgen we 'voor elkaar'. Niet goed, begreep ik nu, want een ouder hoort voor het kind te zorgen en niet andersom. Ook al snap ik wel wat er bedoeld wordt, toch stoort het me: het voelt inderdaad alsof we het verkeerd hebben gedaan, terwijl... het was 'gewoon' overleven.
Het beeld van de claimende ouders zit me dwars. Hoewel de observatie over mijn worsteling met grenzen spot on is, vlieg ik bij de suggestie van tekortschietende ouders vol in de gordijnen. Ik herken het niet, ik vind het niet eerlijk, ik vind het gemeen en het maakt me (nu weer) boos. Hier sta ik duidelijk niet voor open - hee, blijkbaar toch eens een grens bereikt.

Nogmaals, een familie-opstelling is bij uitstek iets wat je moet 'ervaren'. Het leverde me veel interessante inzichten op en ik zag met eigen ogen de positieve impact bij anderen. Misschien hoort dat ook zo, met zo’n opstelling: dat het schuurt, én iets in beweging zet. Ik zal het zéker nog eens aangaan. Van een onderonsje met de lachende miskraam is het tot dusver nog niet gekomen. Wie weet.
👋
Nieuw hier? Welkom!
Elke twee weken schrijf ik een Hopsel: kleine kronkels over grote gevoelens - of andersom! Over ongemak, twijfels, dingen die schuren én raken. Het aantal leuke types dat zich aansluit, groeit behoorlijk. Ben ik superblij mee. Dank aan iedereen die leest, deelt, doneert, reageert of stilletjes mee gniffelt – jullie zijn goud.

Wil je helpen om mijn Hopsels nóg meer zichtbaarheid te geven?
👉 Reageer gerust (altijd heerlijk!) kim@hopschrijfsels.nl
👉 Deel het met vrienden/twijfelaars of spread the word live of via socials

Dankjewel dat je meeleest. Samen verdwalen in de dagelijkse chaos is toch gezelliger dan alleen. Ode aan het ongemak!