Misschien-zakken
Koningsdag is coming: hét moment waarop Nederland z’n zolder ontmeukt en denkt: weet je wat, misschien wil iemand anders wel twintig afgelebberde Cars-autootjes, een enorme racebaan die stiekem niet werkt (nog altijd mijn grootste aankoopfrustratie) of die Donald Duck-puzzel van - ah jammer - 999 stukjes?
Ik hou van Koningsdag. Luuk minder, maar: omdat het elk jaar statistisch gezien weer de grootste kans is dat ik iets — íets! — het huis uit werk, juicht hij het toe. Stilletjes. Inwendig. Hoopvol.
‘Wat staat er nou weer voor de deur?’ zucht Luuk als we voor ons huis uit de auto stappen. ‘Het lijkt een gehavend wijnrek?’ zeg ik. ‘...weer,’ mompel ik er schuldbewust achteraan, hoewel in principe niet medeplichtig. Dit gebeurt namelijk vaker. Eerder stond er al eens twee meter hoge handgemaakte giraffe uit Senegal voor de deur, de keer erna een onmogelijke kattenmand, nog een wijnrek, een stoel, een complete eettafel en, waar het allemaal mee begon: een houten slee – middenin de zomer. Een onverwachte voltreffer want die winter ging het toch maar mooi een dag sneeuwen en wíe hadden er toen een slee? Juist: de hele buurt. Maar wij ook, há!
Het succes van de slee was misleidend, want sindsdien zien mijn buren (niet allemaal) mijn voordeur definitief als een soort mini-grofvuil-punt. We zetten het er gewoon neer, misschien adopteert de crazy catlady al die shit wel, en zijn wij ervan af. Een geslaagde methode want zodra iets je voordeur blokkeert kún je feitelijk weinig anders dan het eerst maar even binnenhalen. En daar gaat het vervolgens mis. Vaak zwerft het overbodige item nog maanden door het hele huis op zoek naar de meest geschikte plek om zo min mogelijk in de weg te staan, waarna het in de tuin belandt, natregent, wegrot en alsnog in gore stukken afgevoerd moet worden naar het grofvuil – door onszelf. Slimme buren.
De route van voor- naar achterdeur zou in theorie sneller afgelegd kunnen worden, ware het niet dat ik geen mákkelijke weggooier ben. Over veertig jaar ben ik 100% een vervuild vrouwtje overwoekerd door haar eigen zooi. Of misschien ben ik dat nu al. Mijn familie weet dat ook, dus gaan er op verjaardagen regelmatig achterbakken open waarna (vooral) mijn vader – ook een hoarder – of mijn tante, wie dan ook, snel even een doos ongeregeld overhevelt. In ‘t geniep natuurlijk, want Luuk mag het niet zien – dat snappen zij ook wel. Wat ik vervolgens met al die ouwe poëziealbums van oma, uitgebleekte kerststukken of verjaarde tl-buizen moet, weet geen mens, maar zij zijn het met een opgeruimd gevoel kwijt. En ik... kan het niet weggooien.

Soms grijpt iemand in. Zo droeg een vriendin me eens op om een krat te vullen met onnodige items door het hele huis, als de krat vol was, moest ik ‘m linea recta in de auto zetten en de volgende keer droppen bij de kringloop. Dit, en dit is geen grap, is inmiddels drie jaar geleden [...] en elke vakantie gaat die krat vol boeken en asbakken keurig uit, en uiteindelijk weer terug ín de auto om tijdelijk plaats te maken voor de vakantiespullen.
Qua uitdijende kledingcollectie is het niet veel beter. In plaats van een gat in mijn hand, lijd ik aan een soort kleefklauw: al 25 jaar verdwijnt er zelden iets uit mijn garderobe. Af en toe doe ik een laffe Marie Kondo-poging, maar elke keer geven toch weer meer items dan gehoopt me een spark of joy, of sweet memory). De paar parels die níet overtuigend door de ballotagecommissie komen, verdwijnen in de zogeheten ‘Misschien’-zakken, oftewel: zakken met kleding die ik momenteel – of al twee jaar - niet meer draag, maar misschien... ooit... toch weer... wél? Dus misschien gaan ze weg, of misschien... niet. Een grotere valkuil dan Misschien-zakken bestaat niet. THEY ARE EVERYWHERE. Onder elk bed, achter elke kast, of weggestouwd onder een bureau ligt wel zo'n lijkenzak van IKEA met te strakke jurken of een vuilniszak met jeweetmaarnooit-zomerschoenen weggemoffeld. Dat is het probleem met Misschien-zakken: ze lijken een doorbraak, maar blijken het tegenovergestelde. Zéker weten - niets misschien. Schijncontrole pur sang.
Ik zie hoe het gammele wijnrek van de buurman zich een weg naar de keuken heeft getijgerd en zich inmiddels schuilhoudt onder m’n koffiezetapparaat, ik kijk naar de Misschien-zakken die de schuifdeur van m'n kledingkast blokkeren, en naar ’s werelds allereerste computermuis die om onduidelijke redenen midden op ons aanrecht ligt. Ik ben hier niet trots op, of blij mee. En Luuk, een geboren minimalist die alles loslaat, al helemaal niet. Hoe is het voor hem om te leven met iemand die niet kan kiezen, niks wegdoet en elke kapotte vaas een ziel geeft?
Ik geniet van je creativiteit, maar af en toe trek ik zeker de grens - die giraffe heb ik volgens mij vrij snel in de fik gezet. Over het algemeen is mijn overlevingsstrategie hierin dat ik me richt op de grote lijnen, dus: zolang er op langere termijn maar zicht is op verbetering. Insiders zullen dit misschien moeilijk geloven, maar als ik nu door het huis loop en vergelijk met pakweg zes jaar geleden, dan wordt het echt al beter. Niet heel snel, of heel groots, maar wel... progressie. Ik zie ook dat de veelheid van zooi jou in toenemende ook wel 's aanvliegt en in zo'n bui zet je dan - relatief - grote stappen cq. veel buiten. Dat juich ik toe - ik rijd meteen de auto voor. De verwachtingen voor Koningsdag zijn dan ook hooggespannen. Je kunt 't.'
- Luuk -
Afgelopen december werd Hans Bouwens (George Baker) 80, en in 2019 vertelde hij me hoe het is om altijd op te boksen tegen je eigen klassiekers:
'Wie ooit een stevige hit heeft gescoord, blijft met een nieuw repertoire altijd concurrent van zichzelf. Je wint het nooit van alle herinneringen die mensen hebben bij dat ene nummer. Ik begrijp best dat sommige artiesten ervan balen dat ze hun nieuwe materiaal niet kwijt kunnen, maar dan zeg ik: eigen schuld, had je vroeger maar niet zoveel goeie platen moeten maken. Ik zal altijd liedjes blijven schrijven, ook al luistert er geen hond meer naar, ik vind het gewoon te leuk. Ik weet in welke periode van mijn carrière ik me bevind: ik ben de stoomlocomotief tussen de elektrische treinen, ik rijd nog steeds lekker en iedereen vindt het leuk dat ik er ben, want ja, er zijn 30.000 elektrische treinen, maar die ene stoomlocomotief is zeldzaam. Ik ben nu een brokje nostalgie, en dat vind ik prima.’

Ongeveer elke twee weken schrijf ik een Hopsel: kleine kronkels over grote gevoelens - of andersom! Over ongemak, twijfels, dingen die schuren én raken. Er sluiten steeds meer leuke types aan, ben ik superblij mee. Dank aan iedereen die leest, deelt, doneert, reageert of stilletjes mee gniffelt – jullie zijn goud.
Wil je helpen om mijn Hopsels nóg meer zichtbaarheid te geven?
👉 Reageer gerust (altijd heerlijk!) kim@hopschrijfsels.nl
👉 Deel het met vrienden/twijfelaars of spread the word live of via socials of like 't op Substack!
Dankjewel dat je meeleest. Samen verdwalen in de dagelijkse chaos is toch gezelliger dan alleen. Ode aan het ongemak!