Uitgekampeerd.

Bij gebrek aan ovenwanten pak ik met een vuile sportsok de gierend hete pan water van het gammele kookplaatje. Snel handelen – nooit goed. Ik stap op een stapel Duckies, de pan schudt, kokend water klotst, en zo struikel ik in een slechte balanceeract de tent uit met m'n gekookte eieren – rakelings langs het tafeltje met m’n laptop.
Pfff. Dit ging nét goed. Ik ben er klaar mee. Uit-gekampeerd en uit-gekloot.

Kamperen herinnert me soms aan mijn prille kraamtijd; een concreet antwoord op de vraag wat je zoal de hele dag had gedaan, had je nooit - maar je was wél bekaf, en douchen was (weer) niet gelukt.