Een beetje weerstand
‘Als ik iets kon ón-uitvinden, dan is het wel een fatbike!’ zegt mijn negenjarige zoon vurig als ik eindelijk weer even naast hem fiets, nadat we voor de zoveelste keer zijn ingehaald door een elektrisch vaartuig. ‘Iedereen heeft zo’n ding, zelfs iemand uit groep 5!’ Ik weersta mijn reflex om wild mee te knikken, en schakel over naar het pedagogisch-neutralere: ‘Wat vind je dan zo érg aan zo’n fiets?’
‘Dan kun je dus niet meer normaal fietsen,’ zegt hij. ‘En ze gaan heel hard, echt wel 150 miljoen kilometer per seconde: je kunt er dus ook hele grote fouten mee maken. Qua vallen enzo.’
Ik kan mijn ‘mee eens’-gevoel niet langer beteugelen: ik deel zijn zorgen én weerstand. Uitzonderingen daargelaten uiteraard; mensen die slecht ter been zijn, wat ouder, of die daadwerkelijk met de e-bike naar hun werk gaan, ter vervanging van een auto, allemaal supergoed! Maar de elektrische fiets als standaard – voor oud, jong, alles daartussen en recreatief gebruik... ik twijfel of we daar nou zo súperenthousiast over moeten zijn.