Cassettebandjes

Cassettebandjes

In een eerder Hopsel las je hoe mijn vader de mail over mijn moeder afsloot met een P.S.

P.S. in de onderste lade van mijn rechterbruine kastje, onder mijn bureau, ligt een envelop: hierin zitten twee cassettebandjes + afluisterapparaat met daarop geluidsopnamen van Joyce van een gesprek in onze slaapkamer met de ziekenhuis-psycholoog, ca 2 weken voor ze overleed. Zelf nooit aan toegekomen om dit in mijn uppie te beluisteren.

Slik. Geluidsopnames van mijn moeder dus. Uit 1990, een tijd waarin nog niet elke scheet werd vastgelegd of gevlogd. Opnames uit de meest kwetsbare fase van haar leven, lees: het einde. Deze nabrander in mijn vaders mail zette me op scherp, wat op zich best gek is.

audio-thumbnail
Geen tijd om te lezen? Luister dan naar mijn column
0:00
/242.834286

Feitelijk wist ik namelijk al langer dat de bandjes bestonden. Mijn vader plakte dit PS’je vaker onder willekeurige mails aan mijn zus of mij. Helaas negeerden wij dat consequent; de cassettes werden (on)bewust ontkend. Eén keer had ik belangstellend in die la van m'n vader gegluurd, maar het voelde als verboden terrein. De doos van Pandora.
Waarom eigenlijk? 'Dat moet je toch júist willen horen, het is je moeder!' zei een vriendin ooit. Acuut sloeg de twijfel toe, want inderdaad: wat was ik voor een ongeïnteresseerde dochter? Maar daaraan lag het niet. Ik denk dat het té dichtbij zou komen. Zij zou te dichtbij komen. Het horen van haar stem zou haar bestaan bevestigen - een echt mens, een echte moeder... om echt te missen. Daar durfde ik niet aan - uit angst dat het me compleet onderuit zou maaien.

Maar nu was het anders, dit keer las ik mijn vaders woorden wél. Het was inmiddels 30 jaar geleden, hoog tijd om ernaar te handelen, luisteren die cassettes, gogogo! Toch? Nope. Zorgvuldig stopte ik de informatie weer weg, net als haar stem. Maar het zaadje was geplant.

De jaren verstreken, niemand repte over de cassettes. Alsof ze niet bestonden. Ineens drong tot me door dat deze bal volledig bij mij lag: als ik er niets mee doe, blijven ze daar liggen tot... ja, tot wanneer eigenlijk? In een opwelling appte ik mijn vader: ‘Is het misschien een idee dat die cassettes bij míj in Haarlem komen te liggen, mocht ik ze dan ooit willen luisteren, dan liggen ze in ieder geval in de buurt en niet anderhalf uur verderop onderin jouw bureaula?’ En zo geschiedde.

Twee weken later zit ik op mijn gedeelde kantoor met een grote, dichtgeplakte Philips-envelop (vlak voor zijn pensioen hamsterde mijn vader voor de rest van ons leven Philips-enveloppen bij elkaar). In de envelop zit het verschoten, witte, piepschuimdoosje met daarin de Philips pocket memo en twee schattige kleine cassettetjes. Op een Philips-geeltje het onnavolgbare handschrift van mijn vader. 'Therapiegesprekken van psycholoog Radboudzkhs Nijmegen en Joyce, ca 14 dagen voor haar overlijden op 3-10-1990 thuis op haar slaapkamer.’

Het geheel ziet er extreem jaren tachtig en rammelend uit. Ik schrik. Zou het nog wel werken?

Direct dwalen mijn gedachten af naar die ene fles champagne. Zolang ik me kon herinneren lag in het wijnrek beneden in de gang, een fles champagne van mijn ouders' bruiloft in 1973. Als kind wist ik al dat deze stofhappende fles booz iets heel speciaals was en dat mijn vader 'm bewaarde voor een bijzonder moment.
Ik wist níet dat champagne niet superlang houdbaar is. En ik wist ook niet dat mijn vader dat niet wist.

Dit bijzondere moment bleek uiteindelijk de housewarming van mijn Amsterdamse huurwoning in 2007: omringd door het hele gezin en aanhang, ging die oh zo speciale fles dan toch eindelijk open. Cheers allemaal, vier 't leven - klokklokklok!
Oei. Al snel rees zwijgend de vraag wie hardop ging zeggen dat dit spul absoluut niet meer te rammen was... Die ondertiteling bleek overbodig, mijn vader proefde het zelf ook. Nét te lang gewacht dus. Zo zonde.

Ik kijk weer naar de prehistorische bandjes en word acuut gesandwiched door een dubbele paniekaanval. Want: wíl ik haar horen? Maar ook: de champagne... Help. Ben ik te laat?

🧩
Stap voor stap - hop voor hop - verken ik mijn oerthema. Dit Hopsel is weer een stukje van die puzzel. Teruglezen of inhalen? Hieronder vind je (op chronologische wijze) meer Hopsels over deze zoektocht.
Hup hup, niet piepen, en door!
‘Maar nu hoef ik morgen niet naar school, toch?’ Het is woensdagavond 3 oktober 1990, een uur of tien. Ik zit in het halletje van onze interlevelwoning in Zevenaar, op de bank, ingeklemd tussen oma en tante Hanny. Ze komen net uit Eindhoven, hun jassen nog aan. Ze zijn
Deksels
[Disclaimer: zoals aangekondigd - en hieronder toegelicht - zal ik de komende tijd iets vaker het dekseltje van mijn pot achterstallige rouw en vraagtekens over mijn moeder (én mijzelf) oplichten. Deze zoektocht wissel ik af met luchtiger kost, zoals herkenbaar ongemak en de bekende huis-, tuin- en keukentwijfels. Want: zwaar,
Trudyworst
‘We gingen gewoon... door?’ Ik zeg het opvallend vragend, alsof ik op goedkeuring hoop. Mijn antwoord, op de vraag van de psycholoog hoe we omgingen met mama’s dood, voelt namelijk als een ietwat dooie mus. We schreeuwden niet, huilden amper, vergrepen ons niet aan de drugs en presteerden
Dierbare spruiten
Op de volle kerk en de verdrietige gezichten na, herinner ik me weinig van mama’s begrafenis. Weet jij alles nog precies, ook wat er daarna gebeurde? En wil je daar iets over zeggen of liever niet? Liefs, je jongste spruit’